Koeienkut. En nog 5 dingen die je in & om Turijn zou moeten proeven.
De beste restaurants in Turijn en omstreken - inclusief het restaurant waar ik voor naar Alba zou willen verhuizen.
Wie eet er in godsnaam koeienkut? Nou, de oude Romeinen dus. En de nieuwe generatie Italianen, die ook. In het beste restaurant van Turijn maakt het zelfs onderdeel uit van de signature dish. En aangezien deze eenvoudige zaak de laatste jaren is uitgegroeid tot een bedevaartsoord voor chefs, wilde ik er per se eten.
Het bleek mijn beste beslissing in tijden. Turijn ligt namelijk in misschien wel de lekkerste regio van Italië: Piëmonte. Bovendien geldt het als de hoofdstad van de slow food. Deze beweging werd bijna veertig jaar geleden opgericht als tegenhanger van fast food en richt zich op de bescherming van lokale producenten die op traditionele manier werken. Het gevolg is dat je hier overal fantastisch kunt eten.
Piëmonte ligt in het noorden en daarom wordt er in de lokale keuken veel meer boter gebruikt dan in de rest van Italië. Behalve veel truffel vind je er ook volop hazelnoten, gianduja, gevulde pasta’s, fantastische wijnen en rundvlees. Op bijna elke menukaart staan dan ook vitello tonnato, rundertartaar en tajarin - een flinterdunne eierpasta, vaak geserveerd met ragu.
Ook fijn: Turijn is een oase van rust, zeker in vergelijking met steden als Rome en Florence waar het de laatste jaren zo idioot druk is dat het eigenlijk niet meer leuk is. Bovendien is het een zeer behapbare stad. Dat betekent ook dat je genoeg tijd hebt om de stad uit te gaan. Ik ging bijvoorbeeld naar plekken als Barolo, Barbaresco en Alba, waar de druivenoogst volop bezig was, en waar ik mede dankzij Alessandro da Fies van Troppo Giovane mijn nieuwe droomrestaurant vond.
1. Scannabue
Ik weet niet wat ik bij Scannabue beter vond: de wijnkaart of de muziek. Hoe dan ook begon ik deze trip met flinke hoeveelheden Barolo, Billie Holiday en Boter. Anders dan het zuiden van Italië, waar het meer om olijfolie, vis en groenten draait, wordt er in het noorden volop met zuivel en vlees gewerkt. Bij Scannabue nemen ze dat nogal letterlijk. Zelfs door hun grissini - de broodstengels die in Piëmonte standaard op tafel komen - zit zoveel boter dat het meteen de lekkerste waren die ik ooit at. Ook de gerechten zelf waren niet de lichtheid zelve, maar wel verrukkelijk. De even simpele als perfecte vitello tonnato mag je bijvoorbeeld zeker niet overslaan. Datzelfde geldt voor de specialiteit van het huis: in Barolo gestoofde kalfswang. Dat was met 18 euro meteen een van de duurste gerechten op de kaart - kun je nagaan. Ook niet missen: het huisgemaakte hazelnootijs van de super lekkere Nocciola del Piemonte. Ze groeien in de buurt, dus je vindt ze bij bijna elke delicatessenwinkel - zeker een paar zakken mee naar huis nemen dus. Largo Saluzzo 25, Turijn
2. Casa Marchetti
Voor ik naar Turijn vertrok moest ik aan Gianni en Gessica van Casa del Gusto beloven dat ik ijs zou gaan proeven bij Alberto Marchetti. Deze ijsmaker is vooral beroemd vanwege zijn Zabaione-ijs. Zabaione zou je kunnen zien als de Italiaanse versie van ons advocaatje. Het wordt gemaakt van geklopte eidooiers, suiker en flink veel Marsala. Normaal eet je het als dessert, maar Marchetti maakt er dus ijs van: het is zalig zoet maar met een lekker contrasterende kick van drank. Het resultaat is onweerstaanbaar zachtsmeltend ijs. Dat is trouwens meteen wat ik zo lekker vind aan Italiaans ijs: gelato wordt altijd minder koud geserveerd dan gewoon ijs. Piazza C.L.N. 248, Turijn2.